Wel of niet een IQ test bij hoogbegaafdheid?

Een vraag die vaak gesteld word is: “Moet je dan altijd een IQ test doen om te weten of je kind hoogbegaafd is?”

Ja en nee. De enige manier om vast te stellen of er sprake is van hoogbegaafdheid is nog steeds een IQ test. En daarbij wordt een IQ van 130 aangehouden als grens.

– Meerbegaafd: IQ tussen 120-130

– Hoogbegaafd: IQ vanaf 130

– Uitzonderlijk begaafd: IQ vanaf 145

Wil je weten of je kind “officieel” hoogbegaafd is, voor jezelf of voor school, dan is een IQ test de manier.

Aan de andere kant is het soms zo duidelijk, bijvoorbeeld op basis van de vroege ontwikkeling en de zijnskenmerken dat jij je af kan vragen wat de toegevoegde waarde van een IQ test is.

Welke IQ test kies je?

Er zijn verschillende redenen om voor een IQ test te kiezen. Voor veel mensen is of voelt het (helaas) als noodzaak om passend onderwijs te krijgen voor je kind. Als dit de reden is, dan is het belangrijk om goed af te stemmen met de school wat er nodig is. Ondanks dat IQ testen goedgekeurd zijn door de Cotan, zijn er scholen die aangeven een voorkeur te hebben voor een bepaalde test. Het zou vervelend zijn als je met een testverslag op school komt en dit wordt niet geaccepteerd.

Een andere reden kan zijn dat je zelf graag wilt weten wat er aan de hand is. Veel ouders zien dat hun kinderen “anders” zijn en willen graag meer weten over dit gedrag en waar het vandaan komt. Dit inzicht en een goed testverslag zijn als een soort handleiding van je kind. Het beschrijft wat er in het hoofd om gaat en geeft handvatten om beter met het gedrag om te kunnen gaan.

Veel gebruikte IQ tests zijn:

RAKIT-2 (4-12 jaar)

WISC-V( 6-16 jaar)

KIQT+ (5-10 jaar)

WAIS-IV (16-84 jaar)

WPPSI (2,5-7 jaar)

In het ideale scenario, is het aan de tester om te kiezen welke IQ test het beste past bij het kind en de hulpvraag. Mocht jij een voorkeur hebben, bespreek dat dan. Zodat je samen kan beslissen wat het best is.

Hoe vind ik een goede tester?

Mocht je besluiten tot een IQ test, zorg dan altijd dat een specialist op het gebied van hoogbegaafdheid deze afneemt. Deze herkent typische kenmerken van hoogbegaafdheid die belemmerend kunnen werken tijdens de afname en weet hier adequaat mee om te gaan, zodat een zo representatief mogelijke uitkomst verwacht kan worden. En wanneer dit niet lukt kan dit opgenomen worden in het verslag, zodat er wel rekening mee kan worden gehouden bij de begeleiding.

  • Vindt een erkende tester: een tester met voldoende kennis van en ervaring met kan je o.a. vinden via het Kwaliteitsregister Hoogbegaafdheid https://www.kwaliteitsregisterhoogbegaafdheid.nl/
  • Vraag naar ervaringen van andere ouders: er zijn ook diverse facebookgroepen waar je de vraag zou kunnen stellen. Hier lees je ervaringsverhalen van andere ouders.

Bijvoorbeeld de pagina Pharos Hoogbegaafd:

https://www.facebook.com/groups/225835630956648/?hoisted_section_header_type=recently_seen&multi_permalinks=2661720714034782&locale=nl_NL

En er zijn ook diverse regionale pagina’s.

Zoals de Pharos regio Twente – Acherhoek:

https://www.facebook.com/groups/1409947542623863?locale=nl_NL

Gewoon even zoeken op Facebook onder Pharos of Hoogbegaafd en dan vindt je van alles.

Waar let je zelf op bij een tester?

Ondanks goede aanbevelingen van anderen, is het essentieel om zelf te kijken of er een klik is. Want het allerbelangrijkste is dat het voor jou goed voelt. En natuurlijk voor je kind. Neem de tijd om dit uit te zoeken. Dat doe je het best in contact met degene die jij op het oog hebt. Daar leer je het meest van. Niet alleen onze kinderen hebben zo’n “scanner voor personen” ?

Verder is het ook belangrijk dat je een uitgebreid verslag krijgt. Want juist dat verslag is van waarde voor de verdere begeleiding, ongeacht wat de IQ score is die eruit komt. Wanneer je een goed verslag in handen hebt, zal het een soort handleiding zijn van het brein van je kind. Hoe werkt het en hoe kan daarop aangesloten worden in de verdere begeleiding. Een goede tester geeft jou ook de uitleg hierbij.

Soms zijn er extra dingen nodig, zoals aanvullend onderzoek of ondersteuning bij de vertaling naar school. Vraag welke mogelijkheden hierin zijn. Het kan zijn dat de tester dit zelf doet, een collega in de praktijk heeft die kan helpen of een fijne aanbeveling kan doen. Geef dus zelf op tijd aan wat je hulpvraag is. Zodat je daar zo optimaal mogelijk antwoord op krijgt.

Hoe bereid je je kind voor op IQ onderzoek?

Voor jou als ouder hangt er soms veel af van zo’n onderzoek. Je wilt graag dat je kind zijn/haar best doet, zodat er een zo representatief mogelijk beeld uitkomt. Maar je wilt niet zorgen voor onnodige zenuwen (of die van jezelf per ongeluk overbrengen).

Dus hoe bereid je je kind dan voor op zo’n onderzoek.

  • Maak het niet te groot: vertel je kind wat er gaat gebeuren en beantwoord vragen die het heeft. Heb het er verder niet te vaak over.
  • Vertel je kind hij/zij denkpuzzels en denkopdrachten gaat maken.
  • Noem het liever geen test. Dat kan prestatiedruk geven,
  • Noem het ook geen spelletje. Daarmee  wek je de indruk dat het heel leuk is, terwijl het soms ook moeilijk of saai is.
  • Vertel je kind dat hij sommige opdrachten leuk zal vinden en andere minder leuk, dat ze zowel makkelijk als moeilijk kunnen zijn. En dat dit normaal is!
  • Leg het doel uit: we doen het onderzoek omdat we willen weten hoe jouw brein werkt, zodat jijzelf, wij en de juf/meester je beter kunnen begrijpen.
  • Vertel dat je best doen belangrijk is. En dat het niets uitmaakt als je dingen moeilijk vindt of iets niet weet of kan.

Tips voor jou als ouder

  • Ga niet oefenen, bijvoorbeeld met online tests of opdrachten. Dat geeft een vertekend beeld van wat je kind gaat doen tijdens het onderzoek en het maakt de uitslag onbetrouwbaarder. Ook kan het zijn dat je kind door de herkenning het al saai vindt of al weerstand heeft op basis van die ervaring, waardoor de kans op onderpresteren toeneemt.
  • Ik ben nooit een voorstander van straffen en belonen. Pas dat hier ook niet toe. Stel geen beloning in het vooruitzicht, zoals cadeautjes of iets lekkers na afloop. Sommige kinderen willen dan graag snel naar de beloning. Die motivatie is dan groter dan serieus en rustig de opdrachten maken. 
  • Gezonde spanning is normaal en geen probleem!
  • Geef voor in de pauze iets te eten en drinken mee. Bij voorkeur iets wat je kind kent en lekker vindt.
  • Bereidt je kind voor op het afscheid van jou. Want jij zal niet bij de test aanwezig zijn. Het helpt als je kind dit al weet.

En misschien voor je eigen geruststelling; de meeste kinderen vinden (het overgrote deel van) de opdrachten leuk om te doen.

Wat als er geen 130 uitkomt?

Een IQ test is een momentopname, dus als je kind een mindere dag heeft, dan kan een score lager uitvallen dan verwacht en dan in potentie mogelijk. Je kind kan bijvoorbeeld slecht geslapen hebben van de spanning voor de test of gewoon niet lekker in zijn/haar vel zitten. In beide gevallen kan dat van invloed zijn op hoe de test gemaakt wordt.

Ook kan perfectionisme of faalangst een rol spelen. Bijvoorbeeld door het niet of te laat antwoord geven, omdat het bang is het foute antwoord geven. Deze gemiste antwoorden zullen van invloed zijn op de uitkomst. Zelfs als hoogbegaafdheid op alle vlakken duidelijk zichtbaar is.

Dan is er nog de invloed van de test. Er zijn verschillende tests en elke test meet een deel van de cognitieve vaardigheden. Er is geen test die ze allemaal meet. Welke test er gekozen wordt heeft invloed.

Omgevingsomstandigheden kunnen ook een rol spelen. Je kind kan last hebben van een ruimte waar het te koud of te warm is, het geluid van de buren waar een flinke verbouwing aan de gang is of een onveilige gevoel bij de omgeving. Dat laatste kan een rol spelen als een test op school wordt afgenomen, terwijl het daar nou net niet lekker loopt. Onze zoon belandde voor zijn eerste test in “het strafkamertje”, waar de rest van de klas voor het raam aan het buitenspelen was. Geen ideale situatie en een uitkomst en verslag waarin wij onze zoon niet herkenden. Met ruim 15 IQ punten verschil en een verslag wat wel echt over ons kind ging bij een later afgenomen onderzoek onder betere omstandigheden.

In sommige gevallen kan dat vervelende gevolgen hebben wanneer er geen IQ van 130 of hoger uitkomt. Vooral omdat er (helaas) nog steeds scholen zijn die de grens van 130 IQ punten hanteren voor toegang tot aangepast aanbod, een interne of externe plusklas.

Alternatieven en vervolgstappen

Als het goed is heb je bij de intake aangegeven wat je hulpvraag is. Ondanks dat het cijfer misschien niet de ‘hulp’ biedt die je had gehoopt, zijn er wel heel veel andere aanknopingspunten die je kunnen helpen.

In elk geval is het belangrijk om je te realiseren dat ook een score van 125 betekent dat er aanpassingen nodig zijn in het onderwijs en in jouw begeleiding thuis. Zeker als je veel van de zijnskenmerken herkent. Deze verwachting mag je dan ook uitspreken naar school.

Verder is er het verslag en de ervaring van de tester. Dit samen zegt al heel veel over hoe het brein van je kind werkt, wat het nodig heeft om optimaal te functioneren en welke concrete adviezen daar uit voortvloeien.

Daarnaast is er jullie verhaal. Als ouder herken je waarschijnlijk veel kenmerken van hoogbegaafdheid. Zorg dat dit goed ter tafel komt. Waak er daarbij voor dat het een vanuit emotie ingegeven betoog wordt. Maar richt je op de feitelijke kenmerken.

Kijk bijvoorbeeld naar de checklist ontwikkelingsvoorsprong of naar de lijst met kenmerken op https://pharosnl.nl/hoogbegaafd/signalen-van-hb/ of ontvang de checklist ontwikkelingsvoorsprong bij inschrijving voor onze nieuwsbrief.

Het is belangrijk om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van de capaciteiten en behoeften van je kind. En daar op aan te sluiten. Dat is ook goed mogelijk zonder dat hoogbegaafdheid is vastgesteld. Mogelijk zijn er andere signalerings- of onderzoekstools die ingezet kunnen worden.

Uiteraard is ook de afname van een andere IQ test mogelijk. Bespreek de wenselijkheid hiervan met de tester. Diegene heeft uit het onderzoek veel informatie kunnen halen en kan van daaruit goede vervolgadviezen geven.

Misschien heeft deze uitkomst je ook aan het twijfelen gebracht over de praktijk of de tester. Spreek dit uit! Had je eerst wel een goed gevoel bij deze persoon? Puzzel dan in eerste instantie verder met hem/haar voordat je gaat zoeken naar een ander! Bij elke wisseling gaat vertrouwen en kennis verloren in de overdracht. Terwijl je alles wat er nu is juist heel goed kan gebruiken om tot optimale begeleiding en adviezen te komen.

Conclusie

Een IQ-test kan duidelijkheid geven over hoogbegaafdheid, maar het is niet altijd nodig om een kind goed te kunnen begeleiden. Zorg dat je een weloverwogen beslissing neemt en een tester kiest die voldoende ervaring heeft met hoogbegaafdheid, waarmee jij een klik hebt en die past bij jullie hulpvraag. Onthoud dat jij als ouder ook belangrijk bent: als je ziet dat je kind specifieke kenmerken van hoogbegaafdheid vertoont, kan dat al voldoende zijn om aanpassingen te vragen.

Door goed geïnformeerd te kiezen, maak je de beste beslissing voor je kind en zijn/haar ontwikkeling!

Hoe voelt het om hoogbegaafd te zijn in een niet hoogbegaafde wereld?

Stel je voor dat ik jou vandaag vertel dat jouw huidige baan komt te vervallen. En er is een nieuwe baan voor je geregeld. Leuk dat je al die tijd zo je best hebt gedaan, maar het is tijd voor iets anders. En er is maar één optie. Vanaf morgen mag jij aan de slag in de sociale werkplaats.

Het is misschien even schrikken, want je weet niet of jij je daar wel helemaal thuis gaat voelen. Het is ook niet waar je interesse ligt. En je kent er ook nog niemand waar het echt mee klikt. Maar je besluit er voor te gaan en begint de eerste dag vol goede moed. Je bent lekker van start gegaan, had het tempo er goed in en was goed gefocust.

Als jij om 11.00 uur je werk klaar hebt, wacht je op een nieuwe taak. Het wachten duurt best lang. Je ziet dat iedereen verder nog bezig is. Je twijfelt of je misschien iets vergeten bent en neemt in je hoofd de instructies nog eens door. Nee, niets vergeten, besluit je! Heb je dan iets verkeerd gedaan, dat je zoveel sneller klaar bent? Je kijkt je werk nog eens extra na. Kijkt nog eens bij de anderen wat die aan het doen zijn. Je ziet dat je werk netjes is en het resultaat zoals verwacht. Dat is dus ook niet het probleem. Wat onzeker besluit je nog maar even te wachten.

Wanneer er naar een uur nog niemand is met een nieuwe taak, slaat de verveling toe. Dan ga je zelf maar op zoek naar iemand die je werk kan geven. Je leidinggevende vertelt jou dat dit de taak voor de hele dag was en dat je maar even moet wachten op de anderen.

Als je terugkomt op de afdeling voel je wat ongemak en hoor je in het geroezemoes dat het je niet in dank wordt afgenomen dat jij zo snel klaar bent, want je collega’s hebben het gevoel dat zij er maar “slecht opstaan”. Je probeert nog een praatje te maken, maar echt lekker voelt dat niet. Je besluit dat je het morgen anders gaat doen.

De volgende dag begin je iets rustiger aan je werk en probeer je ondertussen wat gesprekjes aan te knopen. Je collega’s zijn allemaal heel aardig, maar je mist een klik en je merkt dat je weinig gezamenlijke interesses hebt. Dus de gesprekjes vallen al snel stil en je gaat maar weer verder met je werk. Ondanks dat je zo langzaam mogelijk hebt gewerkt, ben je om 12.00 uur klaar en zit je weer de hele middag je tijd uit. Wederom met scheve ogen van je collega’s.

Je bent blij dat het vrijdag is en je eerste week erop zit. Je leidinggevende herinnert je er nog aan dat je verwacht wordt op de vrijdagmiddagborrel. Want daar gaat iedereen naartoe. Dat is goed voor de werksfeer en stimuleert de sociale contacten in het team. Echt veel zin heb je niet, maar je gaat toch maar. Na een uurtje hou je het voor gezien. Je hebt gewoon niets meer te praten en kijkt er naar uit om even alleen te zijn.

Gelukkig is het weekend en je haalt je hart op met vrienden. Met lichte tegenzin begin je op maandagmorgen weer aan de inmiddels bekende taak. Het lukt je alleen niet meer om tempo te maken. Je hangt wat onderuit, gaat niet in op het gesprekje wat je buurman aan wil knopen en kijkt elke 5 minuten op de klok, om vast te stellen dat deze in slow motion lijkt te gaan. Het lukt je uiteindelijk maar net om je werk op tijd af te krijgen.

Aan het einde van de dag spreekt je leidinggevende je aan. Hij vindt dat je werkhouding te wensen over laat, dat het resultaat maar net voldoende is en dat hij graag ziet dat jij wat aan je sociale vaardigheden doet, want je lijkt niet zo goed in de groep te liggen.

Helaas is dit wat heel veel hoogbegaafde kinderen in het onderwijs regelmatig ervaren. Want een werknemer in de sociale werkplaats wijkt 30 IQ punten af van het gemiddelde. Een hoogbegaafde wijkt ook 30 IQ punten af van het gemiddelde, alleen dan de andere kant op. De aanpassing die dit vraagt in dagelijks functioneren is enorm.

En al die gedachten en gevoelens die hierbij komen kijken, zoals je ze hierboven waarschijnlijk hebt beschreven, zijn vaak niet positief. Deze kunnen zomaar overtuigingen vormen die ze nog lang meenemen in hun leven. En wat ze over zichzelf besluiten wordt vaak onderdeel van hun zelfbeeld.

Het is dus essentieel dat hoogbegaafden leren over wat het is om hoogbegaafd te zijn en dat ze voldoende gelijkgestemden (peers) om zich heen hebben. Zodat ze minder ongezonde overtuigingen ontwikkelen.

En dat er begrip is vanuit de omgeving. Want dit is wat veel hoogbegaafde kinderen voelen. Soms is het genoeg om te erkennen dat dit ingewikkeld is voor ze. Zo voelen ze zich in elk geval gezien en gehoord.

De kenmerken van een ontwikkelingsvoorsprong: Is mijn kind dan hoogbegaafd?

Bij kinderen tot 6 jaar spreken we nog niet van hoogbegaafdheid, maar van een ontwikkelingsvoorsprong. Simpelweg omdat we nog beperkt zijn in de middelen om hoogbegaafdheid vast te stellen. Officieel blijft namelijk de IQ test het enige middel hiervoor. Er zijn wel IQ tests die afgenomen kunnen worden op jongere leeftijd, echter vanaf 6 jaar is het beeld meer representatief.

Toch kunnen er al vanaf de geboorte duidelijke signalen zijn die passen bij een ontwikkelingsvoorsprong. Wat in veel gevallen een indicator is van hoogbegaafdheid. Hoogbegaafdheid is namelijk aangeboren. Je hebt het je hele leven. We noemen het alleen niet meteen zo.

Maar als ouder is dat best lastig, want je kind is ook meteen jouw referentiekader, zeker bij de oudste. Dan heb je vaak nog weinig vergelijking met andere kinderen in dezelfde levensfase. Dus hoe herken je het dan? En wat dan?

Waarom vroeg signaleren belangrijk is

Het liefst willen we zo vroeg mogelijk signaleren. Dit is belangrijk om een aantal redenen.

1. Aanpassingsvermogen: Hoogbegaafde kinderen zijn met hun sensitiviteit en intelligentie feilloos in staat in te schatten wat er van ze wordt verwacht, welk gedrag passend is bij de groep en kunnen zich hier zo goed en snel in aanpassen dat het heel moeilijk is om ze dan nog te herkennen als hoogbegaafd.

Als ze niet gezien worden en dus geen passend aanbod krijgen, kunnen ze niet de vaardigheden ontwikkelen die ze nodig hebben om op te groeien tot evenwichtige volwassenen. En stel je eens voor hoe het voor ze is om zich de hele dag voor te doen als iemand die ze in de kern niet zijn. Niet alleen kost dat enorm veel energie, echt gelukkig kan je dan ook niet zijn.

2. Zelfbeeld en zelfvertrouwen: Daarnaast gun je alle kinderen dat ze een positief zelfbeeld en voldoende zelfvertrouwen kunnen ontwikkelen. Bij hoogbegaafde kinderen verloopt ook de ontwikkeling van het zelfbeeld sneller en het begint al op jongere leeftijd. Veel van het zelfbeeld ontwikkelen ze door de feedback die ze uit hun omgeving krijgen. Het is hiervoor belangrijk dat hun omgeving ze ziet met al hun talenten (en uitdagingen), zodat ze passende feedback krijgen, wat positief bijdraagt aan het ontwikkelen van een realistisch zelfbeeld en goede zelfkennis.

3. Motivatie en zelfstandigheid: Ook kunnen hoogbegaafde kinderen veel dingen al eerder dan hun leeftijdsgenoten. Voor jou als ouder is dit soms lastig omdat je (het gevoel hebt dat je) vreemd aan word gekeken als jij je kind meer laat doen, meer uitleg geeft, meer laat meepraten in besluitvorming etc. 

Toch is het heel belangrijk dit te doen. Als deze kinderen de kans krijgen zoveel mogelijk zelf te doen, ontwikkelen ze aanzienlijk meer zelfvertrouwen dan wanneer ze die kans niet krijgen. Want juist de complimenten op de moeilijke dingen die je doet, hebben zoveel meer impact dan de complimenten op de dingen waar je weinig moeite voor deed.

Wat als je niet vroeg (genoeg) hebt gesignaleerd?

Het is altijd het goede moment om het beter te doen.

Wees niet bang dat je te laat bent. Natuurlijk is het heel vervelend dat je er pas op latere leeftijd achter komt dat je kind hoogbegaafd bent (misschien twijfel je inmiddels ook wel over jezelf).

Zeker als je er achter komt doordat je kind niet gelukkig is, er problemen zijn om school of in de sociale context. Dat had je heel graag willen voorkomen. Maar vanaf nu kan je wel zorgen dat het elke dag een stapje beter gaat.

Veiligheid staat hierbij voorop. Als het kind zich niet veilig voelt in een omgeving, zal het vanuit stress reageren. Dit is geen goed uitgangspunt. Dus zorg dat de situatie die stress geeft ook werkt aan een oplossing. Zodat de factoren uit het meerfactorenmodel in balans zijn.

Praktische tips voor ouders

1. Psycho-educatie:

Psycho-eductie, je kind leren wat hoogbegaafdheid is en hoe hij/zij er met vertrouwen mee om kan gaan, kan erg helpend zijn. Als ze zichzelf beter leren kennen, begrijpen ze beter waar bepaalde gevoelens en gedragingen vandaan komen. Dan kunnen ze vaak met meer zelfcompassie naar zichzelf kijken. Daarnaast ervaren ze dat er meer kinderen zijn zoals zij, want als er modellen, theorieën, boeken, … over zijn, dan zijn ze toch niet zo gek of raar als ze misschien dachten.

Het kan helpen om een boek te lezen met je kind. Denk dan bijvoorbeeld aan:

Ben jij een cheetah?

https://www.cheetahboek.nl/Cheetah

Hoogbegaafd, nou en?

https://www.bol.com/nl/nl/p/hoogbegaafd-nou-en/1001004002380754

Slimme Rick

https://www.bol.com/nl/nl/f/slimme-rick/9200000005531633

2. Zoek peercontact:

Het is essentieel voor hoogbegaafde kinderen dat ze ontwikkelingsgelijken tegen komen. Ze kunnen dan ervaren dat er ook kinderen zijn waar ze zich wel direct in herkennen, waar het contact als vanzelf gaat en zien dat deze kinderen blij worden van hetzelfde en worstelen met vergelijkbare zaken.

Zelf vonden wij peercontact, voor onze zoon en voor mezelf, via Oudervereniging Pharos.

Pharos, vereniging van ouders van hoogbegaafde kinderen.

http://pharosnl.nl

Andere organisaties zijn o.a.:

Choochem, vereniging ter ondersteuning van hoogbegaafde christenen in kerk, school en samenleving. www.choochem.nl

Peers2play, stichting die ten doel heeft hoogbegaafde kinderen in contact te brengen met ontwikkelingsgelijken.

http://peers2play.nl

3. Let op jezelf:

Het is ook belangrijk om te kijken naar de situatie thuis. Vaak uit het niet lekker in zijn vel zitten zich in (ongewenst) gedrag. Dit kan als ouders een enorme belasting zijn, waardoor je het soms echt even niet meer weet en je je totaal uitgeput voelt. Als eerste is het dan ook belangrijk om goed voor je zelf te zorgen, extra rustmomenten in te bouwen en bij te tanken. Dit is niet egoïstisch, maar noodzakelijk. Daarnaast leef jij zo voor hoe je kind later ook goed voor zichzelf kan zorgen.

Je eigen kennis vergroten

Ik ging nog naar school met de verwachting dat als ik het woord hoogbegaafd zou noemen dat iedereen dan aan de slag zou gaan. Helaas weet ik inmiddels dat hoogbegaafdheid slechts een heel klein deel is van de opleiding van leraren. Gelukkig zit er wel vooruitgang in, maar in de meeste gevallen zal je als ouder zelf ook actief mee moeten denken. Het helpt dan als je zelf meer kennis hebt.

Fijne boeken om te lezen zijn:

Hoogbegaafd, als je kind (g)een Einstein is – Tessa Kieboom

https://www.bol.com/nl/nl/p/hoogbegaafd/9200000009814635/?Referrer=ADVNLGOO002008J-S–9200000009814635&gad_source=1&gclid=Cj0KCQjwm5e5BhCWARIsANwm06gUINZ4YTjtcUlVDOURMrif6xb5BXSK-_-VMZjFKxB2C9d86HXVmxYaAuyJEALw_wcB

De 7 uitdagingen – Tijl Koenderink

https://www.bol.com/nl/nl/f/de-7-uitdagingen-deel-een-praktisch-handboek-voor-leerkrachten-in-het-bo-en-vo/9200000002914067

De begeleiden van hoogbegaafde kinderen – James T. Webb

https://www.bol.com/nl/nl/p/de-begeleiding-van-hoogbegaafde-kinderen/9200000128126975/?bltgh=gHMqF-ABD0WkIcAN4rxC8g.2_6.7.ProductTitle

Ik twijfel nog!

Weet je nog niet zeker of je kind hoogbegaafd is of dat er sprake is van een ontwikkelingsvoorsprong?

De checklist ontwikkelingsvoorsprong kan hierbij helpen. Hier heb ik een aantal zaken op een rijtje gezet die je helpen om inzicht te krijgen in de kenmerken van hoogbegaafdheid in de vroege ontwikkeling. Je ontvangt hem als je je aanmeld voor de nieuwsbrief.

Het is ook leuk om te kijken wat je gezien hebt bij je baby/peuter/kleuter als hij nu al groter is. Mogelijk herken je dan dingen met terugwerkende kracht en kan dat je helpen in je verdere zoektocht.

Wanneer vertel je dat je kind hoogbegaafdheid is?

Het kan heel lastig zijn om voor het eerst uit te spreken dat jij denkt dat je kind hoogbegaafd is (of een ontwikkelingsvoorsprong heeft). Sommige ouders omschrijven het als uit de kast komen. Als jij het gevoel hebt dat je kind helemaal lekker gaat, dan is er misschien nog niet direct noodzaak en kan je zelf eerst nog even wennen aan het idee, wat meer informatie en vertrouwen verzamelen.

Zit je kind niet lekker in zijn vel? Spreek je dan zo snel mogelijk uit bij iemand die kan helpen.

En die twijfel, die blijft altijd! Ook als ze ouder worden. Zelfs als er een IQ test ligt. Vertrouw hierin vooral je gevoel. Jij kent je kind het best!

Meer dan een hoog IQ: Wat je over hoogbegaafdheid moet weten

Bij het woord hoogbegaafd denken veel mensen vooral aan heel slim zijn, met gemak een goede opleiding kunnen volgen, een paar titels bij je naam en een gelukkig en succesvol leven. Uiteraard behoort dat zeker tot de mogelijkheden. Alleen is het helaas geen garantie. Want hoogbegaafd zijn, brengt een prachtig talent met zich mee, maar ook een flink aantal uitdagingen. Omdat jij dit nu leest, vermoed ik dat je al een aantal van die uitdagingen tegen bent gekomen.

Wat is hoogbegaafdheid? De IQ-curve als startpunt

Om je kind beter te kunnen begeleiden, is het belangrijk dat je over de basiskennis beschikt rondom hoogbegaafdheid. Ik zal een aantal veel voorkomende modellen bespreken, te beginnen met de IQ curve.

Hier zie je een grafische weergave van een normaalverdeling. Hierbij staat de horizontale as voor iedere mogelijke score van een IQ test, van laag naar hoog. De verticale as staat voor het aantal keer dat die specifieke score wordt behaald.

De normgroep, waartegen jouw testscore berekend wordt heeft een gemiddelde score van 100 en een standaardafwijking van 15. Een standaardafwijking is een maat voor de spreiding, in dit geval van de IQ score. Een standaardafwijking van 15 betekent dat 68 procent van de normgroep tussen de 85 (100 min 15) en de 115 (100 plus 15) scoort. Met andere woorden: 68 procent van de normgroep heeft een score die binnen één standaardafwijking van het gemiddelde (100) ligt. Daarnaast is het zo dat 95 procent van de normgroep een IQ score heeft die binnen twee standaardafwijkingen van het gemiddelde ligt. Dus 95 procent van de normgroep, bijvoorbeeld Nederlanders, scoort tussen de 70 (100 min 30) en de 130 (100 plus 30). Scores boven de 130 komen dus slechts in 2,5% van de gevallen voor.

De enige officiële manier om hoogbegaafdheid vast te stellen is middels een IQ-test, waarbij een score vanaf 130 of hoger als hoogbegaafd wordt beschouwd. Er zijn meerdere termen die spelen rondom hoogbegaafdheid en IQ scores:

– Meerbegaafd: IQ tussen 120-130

– Hoogbegaafd: IQ vanaf 130

– Uitzonderlijk begaafd: IQ vanaf 145

Wat een nadeel aan deze manier van kijken naar hoogbegaafdheid is dat hoogbegaafden zo worden gezien als één groep; DE hoogbegaafden. Met daarbij soms ook de verwachting dat als je 2 hoogbegaafden bij elkaar zet, dat dit automatisch een match is. En dat is een misvatting. Ze mogen dan wel allemaal gemeen hebben dat ze anders denken en anders voelen, dat wil nog niet zeggen dat ze elkaar ook allemaal leuk vinden, dezelfde interesses hebben en allemaal aansluiting vinden bij elkaar.

Daarnaast is het zo dat er een heel groot en wezenlijk deel mist, namelijk de “zijns-kant”. Daar gaan we later nog naar kijken.

Het Meerfactorenmodel van Mönks en Renzulli

Naast de IQ curve is er nog een ander model wat essentieel is om te begrijpen wanneer hoogbegaafdheid een rol speelt in je leven. En dat is het Meerfactorenmodel van Mönks en Renzulli.

Het meerfactorenmodel van Mönks geeft het belang van een goede interactie met de sociale omgeving weer. Het vult het triadische model van Renzulli aan.

Onderzoek toont aan dat mensen die prestaties op hoog niveau leveren, vaak over kenmerkende persoonlijkheidseigenschappen beschikken. Dit ‘drieringenmodel’ geeft deze weer:

1. Hoge intellectuele capaciteiten: Hoogbegaafde kinderen beschikken over “hoge intellectuele capaciteiten”, oftewel een IQ boven de 130. Dit is wetenschappelijk gezien de meest stabiele factor in dit model.

2. Creativiteit: Daarnaast beschikt je hoogbegaafde kind over een groot “creërend denkvermogen”, doordat de hersenen anders bedraad zijn kunnen ze sneller en makkelijke verbanden leggen, kritischere vragen stellen en hiermee vernieuwende ideeën bedenken.

Bij sommige weergaven van dit model wordt hiervoor het woord “creatief” gebruikt. Wat niet betekent dat ze creatief zijn in de artistieke zin (zoals knutselen, schilderen, tekenen), wat natuurlijk ook kan. In dit geval wordt de creatieve manier van denken bedoelt, de vaardigheid om andere oplossingen te bedenken, out of the box te denken.

3. Motivatie: Als derde zie je “motivatie”, want je kind wil graag veel en snel leren. Mits het iets is wat ze interessant vinden. Op het moment dat dingen aansluiten bij hun passie en interesse, als het iets is wat ze leuk vinden, dan hebben ze een enorme drive, grote motivatie en doorzettingsvermogen om hiermee aan de slag te gaan en blijven.

Het wil niet zeggen dat een hoogbegaafde altijd gemotiveerd is voor alles. Veel ouders zullen herkennen dat een kind thuis uren aaneengesloten kan werken aan een Lego bouwwerk, eindeloos vragen kan stellen over het onderwerp waar ze door gefascineerd zijn en steeds op zoek zijn naar nieuw ervaringen.

Terwijl ze op school nog geen 5 minuten geconcentreerd bezig kunnen zijn, alles saai lijken te vinden en hun werk niet/niet op tijd afkrijgen. Hiervoor is dan geen intrinsieke motivatie.

De rol van de sociale omgeving

Ter aanvulling op de door Renzulli beschreven aanlegfactoren (hoge intellectuele capaciteiten, creativiteit en motivatie), benadrukt het meerfactorenmodel van Mönks het belang van een goede interactie met de sociale omgeving voor een gezonde ontwikkeling. Weergegevenin het model door de driehoek met op de drie hoeken; gezin, school, vrienden ‘peers’. Dit model zegt dat pas als al deze factoren in balans zijn en er sprake is van een goed samenspel, dat dan hoogbegaafd gedrag tot uiting komt (het deel waar de drie cirkels overlappen).

Zie of hoor je dus dat je kind “het niet laat zien”, dan is er mogelijk iets niet in balans in deze driehoek. Waarbij het essentieel is om te kijken hoe die balans wel gevonden kan worden. Want een hoogbegaafd kind waarbij de hoogbegaafdheid niet tot uiting komt, loopt het risico dat het niet lekker in zijn vel komt te zitten.

Wat kun je doen als ouder?

– Stimuleer zijn of haar creativiteit en motivatie: Zorg ervoor dat je kind toegang heeft tot uitdagende materialen en nieuwe leerervaringen. Dit kan variëren van boeken over hun interesses tot workshops of online cursussen. Wees hierin kind volgend. Dan hoef je nooit bang te zijn dat je teveel pusht. Waar je kind nog niet aan toe is, zal ook de interesse niet liggen.

 – Ondersteun de balans tussen gezin, school en vrienden: Kijk kritisch naar hoe deze drie gebieden zijn afgestemd. Een hoogbegaafd kind heeft baat bij een omgeving die zowel intellectuele uitdaging als emotionele veiligheid biedt. Bespreek met de school hoe het leerproces eventueel beter kan worden aangepast aan de specifieke behoeften van je kind. Denk hierbij vooral in oplossingen. Wat kan er voor de toekomst beter? Zo blijven alle partijen oplossingsgericht denken.

– Begrijp de “zijns-kant”: Hoogbegaafde kinderen ervaren vaak emoties intenser dan anderen en hebben een sterke behoefte aan rechtvaardigheid en autonomie. Het erkennen en begeleiden van deze eigenschappen kan je helpen om je kind beter te begrijpen en hem of haar te ondersteunen.

– Investeer in je eigen kennis over hoogbegaafdheid. Zelf vond ik het heel moeilijk om mijn gevoel uit te drukken in woorden. Ik voelde wel wat er nodig was voor mijn kind, maar kreeg de omgeving moeilijk mee. Zij voelden immers niet wat ik als moeder wel voelde. Toen ik de modellen en theorieën leerde, kon ik mijn gevoel koppelen aan de theorie. En kreeg ik veel meer mensen mee.

Conclusie

Hoogbegaafdheid is veel meer dan een hoog IQ. Hoewel IQ een belangrijke rol speelt, benadrukken modellen zoals het model van Mönks en Renzulli het belang van balans in de sociale omgeving. Als ouder kun je zorgen voor rust en begeleiding in je gezin, kan je ondersteunen in het zoeken naar peercontact en je kan je zorgen delen met school om passender aanbod te organiseren, zodat je kind zich begrepen en gesteund voelt. Zo vergroot je de kans dat jouw hoogbegaafde kind kan bloeien op een manier die bij hem of haar past.

Herken je kenmerken van hoogbegaafdheid bij je kind? Praat met iemand! Iemand die je vertrouwd in je eigen omgeving, een professional die je kan helpen of gewoon even naar je verhaal kan luisteren. Want hoogbegaafdheid kan een prachtige gave zijn, maar ook een uitdaging. Samen kunnen we ervoor zorgen dat hoogbegaafde kinderen de ondersteuning krijgen die ze zo hard nodig hebben.

Autonomie en rust in je gezin: weten wanneer je de autonomie kan delen

Als ouder van een hoogbegaafd kind weet je dat autonomie een hele grote rol speelt in de opvoeding. Hoogbegaafde kinderen hebben vaak een sterk gevoel van eigen wil en een grote behoefte om zelf keuzes te maken. Toch kan het voor ouders een uitdaging zijn om deze behoefte in goede banen te leiden zonder in eindeloze machtsstrijd of discussies verstrikt te raken. Hier komt keuzes bieden om de hoek kijken. De tool Keuzes is een praktische, direct toepasbare tool waarmee je jouw kind keuzes kunt geven, terwijl je rust en structuur behoudt in het gezin.

In deze blog duiken we dieper in de vijf stappen van keuzes bieden, bespreken we waarom deze tool zo goed werkt voor hoogbegaafde kinderen, en geven we concrete voorbeelden om meteen aan de slag te gaan.

Hoe werkt Keuzes?

Keuzes is een tool die gericht is op het geven van beperkte keuzemogelijkheden aan je kind. Dit versterkt niet alleen hun autonomie, maar voorkomt ook veelvoorkomende strijdmomenten. Door op een respectvolle en gestructureerde manier keuzes te bieden, geef je je kind het gevoel van controle en eigen verantwoordelijkheid, wat hun zelfstandigheid en bereidheid om mee t e werken ten goede komt.

Waarom werkt keuzes bieden zo goed?

Voor hoogbegaafde kinderen voelt autonomie als een basisbehoefte. Ze zijn vaak weinig gevoelig voor regels en autoriteit. Ze zoeken zelf naar eigen manieren om de wereld te ontdekken. Keuzes helpt hen om, binnen een veilige omgeving, de vrijheid te ervaren om zelf beslissingen te nemen, zonder dat jij het gevoel hebt dat zij alles beslissen.

Ouders merken vaak dat keuzes bieden, mits regelmatig toegepast, een positief effect heeft op het gedrag van hun kind. Het creëert een balans waarin het kind zich gehoord voelt, terwijl jij als ouder duidelijkheid en rust kunt behouden.

De 5 stappen van Keuzes

1. Herken de mogelijkheden

Begin met het herkennen van het moment waarin je de tool Keuzes in kan zetten. Er zijn veel momenten waarop dit kan. Dit hoeven niet altijd de momenten te zijn die het meest opvallen door strijd of gedoe. Het kan hem ook juist zitten in op andere, minder beladen momenten. Door je kind gedurende de dag regelmatig het gevoel te geven dat er ruimte is voor autonomie, zal het wanneer er minder ruimte is, makkelijker meebewegen. Jij hebt immers al laten zien dat de inbreng van je kind belangrijk is. Ze hoeven zich dus niet meer “te laten gelden”.

Situaties zoals bedtijd, maaltijden of taken kunnen ideale momenten zijn om keuzes te bieden. Bedenk twee opties die jij acceptabel vindt, bijvoorbeeld: “Wil je de groene of de rode appel?” Dit geeft je kind ruimte om te kiezen binnen jouw kaders.

2. Maak de keuze duidelijk

Communiceer de keuze zonder er een discussie van te maken. Houd het eenvoudig en neutraal, zoals: “Wil je voor of na het eten huiswerk maken?” Door duidelijk en zonder oordeel te zijn, help je je kind zich vrij te voelen in het keuzemoment.

En je geeft kaders; dit zijn de keuzes, niets anders. Benoem dit ook! “Niet kiezen is geen optie.” En herhaal de opties: “Wil je voor of na het eten huiswerk maken?”. Voeg eventueel toe dat de beslissing aan je kind is; “Jij beslist!”.

3. Gebruik de kracht van stilte!

Na het bieden van de keuze, geef je kind even de tijd. Soms voelt stilte ongemakkelijk, maar het geeft je kind juist ruimte om na te denken en zelf te beslissen. Dit helpt hen om zelfstandig te worden in hun keuzes en niet afhankelijk van jouw aanwijzingen. Vermijd dus het opvullen van de stiltes door dingen toe te gaan voegen aan je verhaal of je kind aan te moedigen. Je ziet het niet direct, maar een gebeurt heel veel in de stilte.

4. Vermijd extra’s

Zodra je kind een keuze heeft gemaakt, laat het daarbij. Vermijd de neiging om extra uitleg te geven over waarom de keuze belangrijk is of wat de gevolgen zijn. Haal er ook geen andere dingen of eerdere momenten bij. Door dit simpel te houden, blijft het keuzemoment een positieve ervaring zonder extra druk.

5. Herhaling is essentieel

Keuzes is een tool die baat heeft bij herhaling. Wanneer je kind weet dat er regelmatig keuzemomenten zijn, worden deze momenten vanzelfsprekend. Ze leren dat kiezen normaal is en voelen zich daarin veilig. Ook worden ze er steeds beter in. Kiezen is immers gewoon een vaardigheid die je kan leren door te oefenen. Hoe vaker je kind oefent, hoe sneller en makkelijker het proces zal verlopen.

Wat als je kind geen keuze maakt?

Het kan gebeuren dat je kind weigert een keuze te maken, zeker in het begin. Als je zeker weet dat je bovenstaande stappen allemaal doorlopen hebt, dan kan je de volgende stappen nog toevoegen:

1. “Dan kies ik deze keer” Deze eenvoudige opmerking kan je kind alsnog stimuleren om zelf te kiezen, omdat de mogelijkheid bestaat dat jij de keuze overneemt.

2. “Volgende keer kies jij” Dit schept een duidelijk verwachting, waarmee jij je kind stap voor stap leert dat keuzes maken onderdeel is van jullie gezin. En het motiveert hen om de volgende keer wél te kiezen.

Voorbeelden van Keuzes bieden

1. Snacktijd: Wil je een rode of groene appel? Of wil je een appel met of zonder schil? 

2. Medicatie: Wil je een glaasje water of sap na het innemen van je medicijnen? 

3. Oversteken: Houd jij mijn hand vast of houd ik jouw hand vast? 

4. Huiswerk: Wil jij je huiswerk maken voor of na het avondeten? 

5. Bedtijd: Wil je eerst je tanden poetsen of eerst je pyjama aantrekken?

Deze alledaagse situaties geven je kind de ruimte om zelf keuzes te maken, waardoor ze zich gehoord voelen en er ruimte is voor die grote behoefte aan autonomie. Tegelijkertijd is er een kader dat hen en jou helpt om grenzen te respecteren binnen het gezin.

Meer lezen over de tool Keuzes? Beter luisteren door keuzes: Een stappenplan voor ouders