Stel je voor dat ik jou vandaag vertel dat jouw huidige baan komt te vervallen. En er is een nieuwe baan voor je geregeld. Leuk dat je al die tijd zo je best hebt gedaan, maar het is tijd voor iets anders. En er is maar één optie. Vanaf morgen mag jij aan de slag in de sociale werkplaats.
Het is misschien even schrikken, want je weet niet of jij je daar wel helemaal thuis gaat voelen. Het is ook niet waar je interesse ligt. En je kent er ook nog niemand waar het echt mee klikt. Maar je besluit er voor te gaan en begint de eerste dag vol goede moed. Je bent lekker van start gegaan, had het tempo er goed in en was goed gefocust.
Als jij om 11.00 uur je werk klaar hebt, wacht je op een nieuwe taak. Het wachten duurt best lang. Je ziet dat iedereen verder nog bezig is. Je twijfelt of je misschien iets vergeten bent en neemt in je hoofd de instructies nog eens door. Nee, niets vergeten, besluit je! Heb je dan iets verkeerd gedaan, dat je zoveel sneller klaar bent? Je kijkt je werk nog eens extra na. Kijkt nog eens bij de anderen wat die aan het doen zijn. Je ziet dat je werk netjes is en het resultaat zoals verwacht. Dat is dus ook niet het probleem. Wat onzeker besluit je nog maar even te wachten.
Wanneer er naar een uur nog niemand is met een nieuwe taak, slaat de verveling toe. Dan ga je zelf maar op zoek naar iemand die je werk kan geven. Je leidinggevende vertelt jou dat dit de taak voor de hele dag was en dat je maar even moet wachten op de anderen.
Als je terugkomt op de afdeling voel je wat ongemak en hoor je in het geroezemoes dat het je niet in dank wordt afgenomen dat jij zo snel klaar bent, want je collega’s hebben het gevoel dat zij er maar “slecht opstaan”. Je probeert nog een praatje te maken, maar echt lekker voelt dat niet. Je besluit dat je het morgen anders gaat doen.
De volgende dag begin je iets rustiger aan je werk en probeer je ondertussen wat gesprekjes aan te knopen. Je collega’s zijn allemaal heel aardig, maar je mist een klik en je merkt dat je weinig gezamenlijke interesses hebt. Dus de gesprekjes vallen al snel stil en je gaat maar weer verder met je werk. Ondanks dat je zo langzaam mogelijk hebt gewerkt, ben je om 12.00 uur klaar en zit je weer de hele middag je tijd uit. Wederom met scheve ogen van je collega’s.
Je bent blij dat het vrijdag is en je eerste week erop zit. Je leidinggevende herinnert je er nog aan dat je verwacht wordt op de vrijdagmiddagborrel. Want daar gaat iedereen naartoe. Dat is goed voor de werksfeer en stimuleert de sociale contacten in het team. Echt veel zin heb je niet, maar je gaat toch maar. Na een uurtje hou je het voor gezien. Je hebt gewoon niets meer te praten en kijkt er naar uit om even alleen te zijn.
Gelukkig is het weekend en je haalt je hart op met vrienden. Met lichte tegenzin begin je op maandagmorgen weer aan de inmiddels bekende taak. Het lukt je alleen niet meer om tempo te maken. Je hangt wat onderuit, gaat niet in op het gesprekje wat je buurman aan wil knopen en kijkt elke 5 minuten op de klok, om vast te stellen dat deze in slow motion lijkt te gaan. Het lukt je uiteindelijk maar net om je werk op tijd af te krijgen.
Aan het einde van de dag spreekt je leidinggevende je aan. Hij vindt dat je werkhouding te wensen over laat, dat het resultaat maar net voldoende is en dat hij graag ziet dat jij wat aan je sociale vaardigheden doet, want je lijkt niet zo goed in de groep te liggen.
Helaas is dit wat heel veel hoogbegaafde kinderen in het onderwijs regelmatig ervaren. Want een werknemer in de sociale werkplaats wijkt 30 IQ punten af van het gemiddelde. Een hoogbegaafde wijkt ook 30 IQ punten af van het gemiddelde, alleen dan de andere kant op. De aanpassing die dit vraagt in dagelijks functioneren is enorm.
En al die gedachten en gevoelens die hierbij komen kijken, zoals je ze hierboven waarschijnlijk hebt beschreven, zijn vaak niet positief. Deze kunnen zomaar overtuigingen vormen die ze nog lang meenemen in hun leven. En wat ze over zichzelf besluiten wordt vaak onderdeel van hun zelfbeeld.
Het is dus essentieel dat hoogbegaafden leren over wat het is om hoogbegaafd te zijn en dat ze voldoende gelijkgestemden (peers) om zich heen hebben. Zodat ze minder ongezonde overtuigingen ontwikkelen.
En dat er begrip is vanuit de omgeving. Want dit is wat veel hoogbegaafde kinderen voelen. Soms is het genoeg om te erkennen dat dit ingewikkeld is voor ze. Zo voelen ze zich in elk geval gezien en gehoord.